Zijn benen zijn snel, zijn mond zowaar nog sneller. Soms zelfs iets te snel voor zijn gedachten om bij te benen. Giovanni Korte praat zoals hij voetbalt. Bevlogen, instinctief, wat druistig misschien. Gezegend met het enthousiasme en de humor die in Den Haag in het kraanwater lijken te zitten en de plaatselijke bevolking aansteken.
Heel anders dan het water dat in Breda uit de kraan komt. “Het was inderdaad wel even wennen voor een echte Hagenees in Brabant. De mensen zijn hier toch anders. In Den Haag zijn mensen veel directer. In het begin werd ik daar nog weleens op aangesproken, maar goed, ze wisten bij NAC natuurlijk ook dat ze een Hagenees in huis haalden. Inmiddels heb ik mijn draai hier echt gevonden, zowel op als naast het veld. Ik woon in Breda. Mijn vrienden komen regelmatig langs om te chillen. En ik rij nog twee keer per week op en neer naar Den Haag. Tja, je bent Hagenees of je bent het niet hè, haha.”
Het hart van Giovanni Korte is groen-geel en zal altijd groen-geel blijven. Maar dat gele deel is inmiddels niet louter gereserveerd voor de club uit zijn geboortestad. “Nu ik anderhalf jaar bij NAC speel ben ik deze club en stad echt gaan waarderen. Ik weet nog dat ik hier naar een wedstrijd kwam kijken, toen de belangstelling van NAC serieus werd. NAC speelde tegen Willem II in de play-offs en ik zat met Tommie Beugelsdijk op de tribune. Ik weet nog dat ik tegen Tommie zei: 'Ik ben gek als ik hier niet ga spelen'. Zo'n mooi publiek, altijd een vol huis. Het voetbal leeft hier zó erg. Meer dan in Den Haag. Ik weet niet hoeveel supporters er de laatste tijd bij ADO op de tribune hebben gezeten, maar het verschil met NAC is groot. In Breda leven ze echt mee.”
VRIENDSCHAP
Niet alleen tussen het publiek en de spelers is er die verbondenheid. Ook de spelers onderling kunnen goed met elkaar overweg. “Afgelopen zomer ben ik met Cyriel Dessers op vakantie geweest naar Curaçao. Daar zijn we vreselijk in de maling genomen door een kapitein. Ik ging stuk haha. We zouden gaan diepzeevissen, maar hebben geen vis gezien. Halverwege de boottocht heeft de kapitein de hengels maar gewoon binnenboord gehaald. Vis was er toch niet. Nou, lekker dan, haha. Daar hebben we het nog vaak over.”
“Weet je? Het is best moeilijk om vrienden te maken in de voetballerij. Je weet namelijk pas wie je echte vrienden zijn als je niet meer met ze speelt. Maar ik heb hier bij NAC een paar echte vriendschappen opgebouwd, met Sven van der Maaten bijvoorbeeld. En Fisayo Adarabioyo en James Horsfield zijn echte vrienden geworden.”
Met laatstgenoemde rijdt Korte iedere ochtend naar het trainingscomplex. Rustig wakker worden is er dan niet bij voor de van Manchester City gehuurde verdediger. “James maakt op de club altijd mensen gek dat ik 's ochtends hyper ben. Met zijn grappige Britse accent, haha. Maar dat drukke, tja, dat hoor ik natuurlijk wel vaker. Dat zit een beetje in me. Of ik ben gediagnosticeerd met ADHD? Nee, volgens mij niet. Al weet ik het niet helemaal zeker. Ik ben in ieder geval wel ooit getest, dus het vermoeden is er al vaker geweest, haha.” In zijn tijd bij FC Dordrecht noemde trainer Harry van den Ham hem een Duracelletje. “Je windt 'm op, hij gaat lopen en stopt pas als de wedstrijd is afgelopen.” Korte: “Dat klopt wel aardig, haha. Mooi man.”
DERDE KANS
Het verhaal van Giovanni Korte bij NAC is ook het verhaal van een herkansing. Voor de derde keer mag hij het in de Eredivisie proberen. En na een aarzelende start van het seizoen, waarin trainer Stijn Vreven hem prikkelde door te zeggen dat Korte moeite had met de omschakeling naar een hoger niveau, heeft hij inmiddels zijn draai gevonden.
“Ik ben nu 24. Heb me ontwikkeld als speler. Die ervaring maakt zóveel verschil. En fysiek heb ik grote stappen gemaakt. Toen ik zeventien was speelde ik nog bij de amateurs, bij GDA. Via een talentenbureau kwam ik terecht bij ADO. Dat had ik helemaal niet verwacht. Het stond niet in mijn planning om profvoetballer te worden. Ik studeerde Sport en Bewegen en dacht aan een toekomst met fysiotherapie of fitness. Sterker nog: mijn keuzevak was niet eens voetbal, maar fitness. Toen sloot ik als tweedejaars A aan bij de A1 van ADO en scoorde 21 keer. Ik werd topscorer van de competitie en kreeg als enige een contract. Echt bizar. Ik speelde tussen jongens die al tien jaar in de opleiding zaten. Komt die amateur langs en haalt als enige het eerste. Klote voor hen, top voor mij.”
“Nu moet je weten: fysiek had ik een grote achterstand. In het begin bij de A1 kon ik maar drie keer per week trainen. De rest moest ik herstellen. Ik was niet gewend aan het tempo en de intensiteit. Omdat ik zoveel scoorde kon niemand daar gelukkig wat van zeggen, haha. Het jaar daarna trainde ik mee met het eerste, om te wennen aan de intensiteit. Nou, na twee rondjes zat ik al in het rood. Na de warming-up zat ik er al doorheen. Bizar. Maurice Steijn, destijds trainer, zal gedacht hebben: wat is dit voor clown? Dat heb ik de afgelopen jaren goed omgebogen. Nu bij NAC ben ik een van de fitste spelers. Ik maak de meeste sprintmeters van allemaal. Of de batterij aan opslagcapaciteit gewonnen heeft? Haha, zo zou je het kunnen zeggen ja.”