Wie Ole ter Haar Romeny bij NEC of Oranje Onder 19 aan het werk ziet, merkt al gauw: dit is een liefhebber. Wanneer hij de bal inlevert bij een teamgenoot doet hij dat bijna met tegenzin. Zeker in achterwaartse richting. Het kost weinig moeite om voetbaltalent te ontwaren bij de dribbelaar. Wij spraken hem over zijn grenzeloze liefde voor de bal, waartegen geen hek of beveiliger blijkt opgewassen.
Je hebt geen alledaagse achternaam. Kun je er wat meer over vertellen?
“Het 'Ter Haar-deel' is erin geslopen door een fout van een ambtenaar, generaties geleden. Eigenlijk was de familienaam gewoon Romeny. Om het nog verwarrender te maken: mijn vader heet Piet Burgers. Ik draag dus mijn moeders achternaam.”
Kom je uit een voetbalfamilie?
“Zeker. Mijn vader heeft in het Nederlands zaalvoetbalteam gespeeld. En op het veld bij Union. Veel van mijn trucs heb ik van hem geleerd. We denken precies hetzelfde over voetbal.”
Namelijk?
“Schoonheid telt. Hakjes, no-lookpassjes, dat soort dingen. Attractief voetbal is heel belangrijk voor ons. Met mijn vader praat ik de hele dag door over voetbal. Mijn moeder heeft trouwens ook op voetbal gezeten. En mijn zusje Liv kan ook heel aardig voetballen. Ze is een ander soort aanvaller dan ik, maar houdt ook van mooi voetbal en scoren. In ieder geval geen verdediger of zo.”
Je spreekt het uit alsof het een vies woord is: verdediger.
“Haha, ik moet er niet aan denken om verdediger te zijn. Echt niet. Het leuke van voetbal vind ik acties maken en scoren. Verdedigen is precies het omgekeerde. Nee, niks voor mij. Ik ben verliefd op de bal.”
Waar komt die liefde vandaan?
“Al sinds mijn vijfde loop ik de hele dag met een bal aan de voet. Als ik bij opa en oma op bezoek ging, naar school: ik had altijd een bal bij me. Ging er zelfs mee naar bed. Veel vrienden van mijn leeftijd hebben andere interesses naast het voetbal. Ik niet. Als het moet, ga ik in mijn eentje naar DVOL, de amateurclub om de hoek. Lekker voetballen. Ik zie de bal als een vriend.”
Veel potten en vazen gesneuveld de afgelopen jaren?
“Nee nee, de bal altijd onder controle, haha. Wel buren die weleens aanbellen of ik iets rustiger kan doen. Het geluid van de bal dreunt nogal. Thuis ligt op iedere verdieping een bal, zodat ik altijd kan dribbelen. De trap op en af is namelijk aardig pittig, haha.”
Je groeide op in Lent, op een paar kilometer van De Goffert. Heb je altijd gedroomd van NEC?
“Als kleine jongen kwam ik hier al vaak met mijn vader. Prachtig vond ik dat. Als je klein bent en in zo'n stadion komt, dan voelt dat gigantisch. Die sfeer vond ik meteen geweldig. De derby tegen Vitesse: daar kon ik echt weken naar uitkijken. NEC zal altijd in mijn hart blijven. Ik ben een echte NEC'er. In de jeugd hadden trainers het altijd over 'onder de lampen spelen'. Dat was het doel: het stadion. Mijn school ligt bij het stadion om de hoek. Ik zat de hele les lang uit het raam naar die lampen te kijken. Te dromen.”
Nu speel je onder die lampen. In hoeverre is spelen in een vol stadion anders dan spelen op een trapveldje?
“Ik probeer in mijn spel zo min mogelijk onderscheid te maken tussen het veldje en het stadion. Die jeugdigheid zal altijd in mijn spel aanwezig blijven. Ik speel op gevoel. Kan ook niet anders. De eerste keer dat ik lang mocht invallen, vorig seizoen tegen Jong AZ, voelde zó ongelooflijk lekker. Ik was aan het dromen op het veld. Alle acties lukten. Ik had een assist en we wonnen met 2-1. Ik neem het plezier van het veldje mee naar het stadion. Juist door een serieuze benadering kun je zenuwachtig worden en fouten maken. Ik voel geen druk op het veld. Ik heb meer stress voor een toets op school dan voor een wedstrijd in het eerste, met duizenden mensen op de tribune.”
Hoe kom je iedere ochtend op de club, nu je vaste chauffeur naar Fenerbahçe is vertrokken?
“Haha, ik reed inderdaad iedere ochtend mee met Ferdi Kadioglu. Ik ben met hem opgegroeid. We hebben bij elkaar in de klas gezeten op de basisschool en later de middelbare. Tegenwoordig ga ik met de bus, om 08.05 uur. Vanuit Lent naar Nijmegen is maar een klein stukje.”
Kom je nog vaak bij je oude club, DVOL?
“In de zomer bijna iedere dag. En dat was soms best een probleem. Voorheen waren de velden van de club altijd open, maar de nieuwe voorzitter heeft hekken laten plaatsen rond het hele complex. Maar dat stopt mij echt niet hoor. Heb ik schijt aan. Ik laat me niet tegenhouden door een hek. Laatst had ik daar een woordenwisseling met een paar mannen, beveiligers of zo. Ze dreigden de politie te bellen. Ik zei nog tegen die man: 'Kom op, ik heb hier mijn hele jeugd gevoetbald. Ik kom hier vaker dan jij. Laat me gewoon voetballen.' Ik heb zoveel mooie herinneringen aan dat veld. Daar haalt niemand me weg. Ik zal daar altijd blijven voetballen.”
Wanneer is je carrière geslaagd?
“Als ik de Gouden Bal heb. Die ga ik winnen. Honderd procent. Daar geloof ik heilig in. En als het zover is neem ik de Gouden Bal mee naar het veld bij DVOL. Desnoods gooi ik 'm over het hek, haha.”