Dat blijkt uit de vierde editie van de Financiële Ranglijst Eredivisie (FRE) van het Sports & Economics Research Centre (SERC) van de HAN University of Applied Sciences. Onderzoekers Job Gulikers en Willem de Boer namen daarvoor de accountantverslagen van de bewuste clubs, die in het seizoen 2022/23 in de Eredivisie uitkwamen, ter hand. Een van de belangrijkste conclusies, die wordt getrokken, is dat clubs erg afhankelijk zijn van transferopbrengsten of externe kapitaalinjecties.
Omzetstijging en transfers
De omzet van de gehele Eredivisie nam het afgelopen seizoen met zeven procent toe. De traditionele top drie zag een bescheiden omzetgroei, terwijl FC Twente (ongeveer vijftig procent), AZ en NEC (beide veertig procent) aanzienlijke omzetstijgingen rapporteerden. Ondanks deze groei bleven de meeste clubs structurele tekorten rapporteren in hun financiële resultaten voor transfers. Het transferresultaat voor het seizoen 2022/23 was voor de gezamenlijke Eredivisie met een positieve som van 134 miljoen euro bijna net zo groot als de drie seizoenen daarvoor opgeteld. Al kwam dit vooral voor rekening van Ajax (+57 miljoen euro) en PSV (+33 miljoen euro).
Ondanks de relatief spectaculaire transferresultaten groeide het eigen vermogen van de Eredivisieclubs maar beperkt. Dit betekent niet alleen dat veel clubs afhankelijk zijn van het verkopen van spelers om zwarte cijfers te schrijven, maar ook dat zij, ondanks deze transferresultaten, nauwelijks in staat zijn om hun financiële positie structureel te verbeteren. "Dit 'model' waarbij financiële stabiliteit het aflegt tegen korte termijn-'gokjes' op sportief succes zorgt ervoor dat clubs snel in de problemen kunnen komen zodra het financieel tegen zit", concludeert het rapport.
Groeiende kosten
Kijkende naar kosten kende Ajax als enige een daling op dat gebied (-3 procent), terwijl Feyenoord een stijging van bijna twintig miljoen euro (+23 procent) noteerde. De andere clubs hadden een kostenstijging tussen de acht procent (sc Heerenveen) en 46 procent (Fortuna Sittard), met uitzondering van de promovendi. Alle clubs, behalve Ajax, meldden een stijging van de personeelskosten. Feyenoord had de grootste absolute toename (tien miljoen euro, meer dan 20 procent), terwijl Fortuna Sittard relatief de grootste stijging had (74 procent). De personeelskostenratio stabiliseerde op 64 procent voor de hele Eredivisie. Bij elf van de zeventien clubs daalde deze ratio, wat een verbetering is. Alle clubs die boven de UEFA-norm van zeventig procent zaten, verbeterden hun ratio. De enige uitzondering is Fortuna Sittard, dat de ratio zag stijgen van 79 procent naar maar liefst honderddertig procent.
In het onderzochte seizoen 2022/23 was er voor het eerst sinds 2019/20 geen coronasteun vanuit de overheid. Clubs konden dus weer onder normale omstandigheden begroten. Bij de start van het seizoen hadden drie van de acht 'vaste' Eredivisionisten (Ajax, AZ, Feyenoord, FC Groningen, sc Heerenveen, PSV, FC Utrecht en Vitesse) meer eigen vermogen (EV) dan aan het eind van 2018/19, het laatste seizoen voor de coronacrisis. De posities
van Feyenoord (EV van 26 naar één miljoen euro) en PSV (EV van 38 naar achttien miljoen euro) waren substantieel verslechterd, terwijl die van AZ (EV van 33 naar 57 miljoen euro) en FC Groningen juist sterk waren verbeterd (EV van min twee naar plus elf miljoen euro).
'Aandachtsclubs'
De meeste clubs hadden aan het begin van het huidige seizoen een eigen vermogen van minder dan de helft van de omzet en vier clubs zelfs een negatief eigen vermogen. De afgelopen vijf seizoenen opereerden vijf clubs met een negatief eigen vermogen. Fortuna Sittard, NEC, FC Utrecht en FC Volendam doen dat nog steeds. Vitesse waarschijnlijk ook, maar de accountant heeft nog altijd geen handtekening onder de jaarcijfers van het seizoen 2022/23 kon zetten. Waarschijnlijk opereren daardoor vijf clubs met een negatief eigen vermogen.
Vier van de vijf van deze 'aandachtsclubs' waren in financiële zin sterk afhankelijk van een (buitenlandse) investeerder of een 'suikeroom'. FC Volendam vormt de uitzondering. "Deze afhankelijkheid brengt risico's met zich mee, zoals te optimistische begrotingen en mogelijke financiële problemen zodra investeerders zich terugtrekken, zoals de problemen bij Vitesse illustreren. Maar de kans dat Vitesse de laatste clubs is die dreigt om te vallen lijkt klein, zolang clubs structureel hun kosten blijven begroten boven de omzet, terwijl ze ook weinig vet op de botten hebben."
In de SERC Financiële Ranglijst Eredivisie Editie 2024 van de HAN University of Applied Sciences, uitgevoerd door Job Gulikers en Willem de Boer, komen nog veel meer bijzondere conclusies naar voren. Het volledige verslag is via deze link in een PowerPoint-presentatie te vinden.