Na afloop van de 1971-finale tegen Panathinaikos durfde de Engelse krant The Daily Mirror nog te schrijven "We could have licked this lot" (we hadden dit stelletje kunnen inmaken). Beetje overdreven natuurlijk, maar inderdaad: Ajax was die 90 minuten op Wembley weliswaar superieur geweest, maar voornamelijk omdat de Grieken zo slecht speelden.
Twaalf maanden later echter was heel Europa stil van eerbied bij het horen van de naam Ajax, dat sinds de zomer van 1971 niet langer onder leiding stond van de strenge Rinus Michels, die naar zes Amsterdamse jaren naar Barcelona was vertrokken. De veel aimabeler Roemeense oefenmeester ?tefan Kovács, in zijn land zeer succesvol geweest bij Steaua Bucure?ti, nam het roer over en slaagde er in het door Michels geïntroduceerde totaal voetbal een ontspannen tintje te geven. Cruijff, Keizer en de andere Ajax-sterren uit die tijd kregen zowel binnen als ook buiten de lijnen wat meer vrijheid en dat vertaalde zich in een ploeg, die daardoor nationaal en internationaal onoverwinnelijk was geworden. In 1972 werd Ajax niet alleen kampioen, het won ook de KNVB beker en de Europa Cup. En wat het allemaal nog specialer maakte: Ajax glorieerde vooral in De Kuip waar eerst Feyenoord (1-5 !!), daarna in de bekerfinale FC Den Haag (3-2) en tenslotte ook Internazionale (2-0) werd geklopt.
Behalve Michels moest Ajax het dat seizoen doen zonder de gestopte Velibor Vasovi?. Het gaf niets, want de spelers die hij met z'n professionaliteit en hardheid had besprenkeld, konden het nu zelf. Van de negen Europa Cup-wedstrijden van dat seizoen won Ajax er zeven en speelde twee keer gelijk.
Eén van die puntendelingen was de return tegen Dynamo Dresden, de kampioen van de toenmalige DDR. In het Olympisch Stadion had Ajax al na 19 minuten twee keer gescoord (Swart en Keizer), maar kwam ondanks heel wat prachtige acties van Cruijff niet verder dan een 2-0 winst. In Oost Duitsland kreeg Ajax wel veel aanvallen over zich heen, maar in paniek raakten de Amsterdammers nooit: 0-0.
Omdat de volgende tegenstander, Olympique Marseille, in Frankrijk een einde had gemaakt aan de hegemonie van St.-Étienne, had Ajax voor de eerste ontmoeting de nodige bezorgdheid geuit. Vooral het gekkenhuis in Marseille werd gevreesd. En terecht zo bleek …. een minuut of 20 lang. In de openingsfase had Marseille zelfs via een van richting veranderde vrije trap gescoord. Maar daarna was het uit met de Franse pret: Ajax pakte Olympique bij de strot en pakte zowel in de havenstad (1-2; goals Keizer en Cruijff) als later ook in Amsterdam (4-1; goals Cruijff 2x, Swart en Haan) de winst.
Omdat ook Feyenoord - dat in 1971 kampioen was geworden; Ajax deed mee als bekerhouder - de kwartfinales van de Europa Cup had bereikt, hoopte heel Nederland dat de loting voor de kwartfinales twee extra klassiekers zou gaan opleveren. Het werd anders. Feyenoord lootte Benfica (en zou worden uitgeschakeld), terwijl Ajax werd geconfronteerd met Arsenal, de kampioen van Engeland.
Het moet gezegd, Ajax had het op de 8ste maart 1972 ontzettend moeilijk. Vooral ook omdat Piet Keizer in het begin van de wedstrijd zwaar in de fout was gegaan met een slordige terugspeelbal op Heinz Stuy. Ray Kennedy reageerde het snelst en Arsenal had al na 15 minuten een treffer die kon dubbel tellen. Met twee doelpunten bezorgde Gerrie Mühren later in de wedstrijd Ajax nog wel de winst (2-1), maar de marge van één treffer was nu niet zó groot dat Ajax onbezorgd naar Highbury kon afreizen. In Londen waren het niet Cruijff en Keizer die Ajax aan een plaatsje in de halve finale hielpen, maar doelman Stuy die in grootse vorm was en zich niet liet passeren. Ajax won uiteindelijk zelfs met 0-1, dankzij een eigen doelpunt van George Graham (die later jarenlang manager van Arsenal zou worden).
In de halve eindstrijd was het vervolgens aan Ajax om wraak te nemen voor de uitschakeling van Feyenoord, dat na een 1-0 thuis winst in Lissabon met 5-1 werd afgedroogd door Benfica. Net als Feyenoord won ook Ajax de thuiswedstrijd met 1-0 (kopbal van Swart; 64') van het massaal verdedigende Benfica. Maar anders dan de Rotterdammers hield een zwaar tijdrekkend Ajax in het Estádio da Luz wel stand (0-0). En net als eerder in Londen werd doelman Stuy opnieuw de grote held.
Achteraf bezien was de eindstrijd van de 31ste mei 1972 tussen Ajax en Internazionale één van de meest eenzijdige finales uit de Europese voetbalgeschiedenis. De Italianen konden per spelers een premie van 27.000 gulden de man verdienen, maar niemand van hen moet in de 90 minuten ook maar een ogenblik het idee hebben gehad dat dit geld ook daadwerkelijk verdiend zou gaan worden. Aanvoerder Sandro Mazzola (tussen 1960 en 1977: 417 wedstrijden en 116 goals voor Inter) omschreef het nog het beste: "We hebben vanavond verschrikkelijk veel geleerd. Het is eigenlijk erg dat ik dat op mijn bijna 30e jaar nog moet toegeven. Maar ik heb geleerd vanavond, les gehad. In modern voetbal". De belangrijkste leermeester was 'Europees voetballer van het Jaar' Johan Cruijff geweest. Voor 67.000 fans in De Kuip scoorde Cruijffie in de tweede helft twee keer (47' en 78'), de eerste keer na een Italiaanse verdedigingsfout en de tweede keer met een kopbal na een corner (!!).
Dit keer was het Piet Keizer die als aanvoerder van Ajax de beker in ontvangst mocht nemen en opnieuw, net als een jaar eerder in Londen, zat er voor Ajax geen ereronde in, omdat uitzinnige fans het veld hadden bestormd. Om te zorgen dat de 'cup met de grote oren' veilig in Amsterdam zou komen, had Keizer zelfs de hulp van twee potige Rotterdamse suppoosten nodig. Keizer gaf de beker aan hen en …. rende vervolgens voor z'n leven!