Als we met Vaclav, Vasa voor vrienden, de kantine van De Toekomst verlaten voor de fotoshoot, blijft hij ineens stokstijf staan. Hij kijkt ons indringend aan en vraagt waarom we hem in vredesnaam willen interviewen, gezicht standje ongeloof. “Het vorige seizoen was er voor mij een van tegenslagen. Zéér grote tegenslagen. Wie wil er nou met zo’n voetballer praten?” Het antwoord stelt hem enigszins gerust.
Het seizoen vol tegenslagen begon wat Cerny betreft in Doetinchem. Het is 8 mei 2016 als Ajax op De Vijverberg voor de vijfde keer op rij landskampioen kan worden. Een week eerder heeft het supertalent uit de Bohemen zijn basisdebuut gemaakt in de Amsterdamse hoofdmacht. “We speelden thuis tegen Twente en ik scoorde de 1-0. Ik, achttien jaar jong, was de grote held. Het publiek zong mij toe.”
Een week later in de Achterhoek heeft trainer Frank de Boer opnieuw een basisplaats voor Cerny ingeruimd. “En dat in de kampioenswedstrijd! Ik was in de zevende hemel. Ik was er sowieso klaar voor. Ik begon goed, gaf Younes de assist op de 0-1. Toen kwam die kans op de 0-2. Die bal moest er in, honderd procent, maar het was geen simpel intikkertje. Ik schoot de bal hard over.” Bij 0-2 was de wedstrijd gespeeld geweest en het kampioenschap een feit, beaamt Cerny. “Maar ik maakte ‘m dus niet. De rest is geschiedenis. Het was niet mijn schuld dat we geen kampioen werden. Natuurlijk was het niet mijn schuld. Hoe kun je nou een jongen van achttien de schuld geven? Daarnaast hadden we nog een uur te spelen en stonden we op dat moment met 1-0 voor. Maar in de media was ik achteraf een van de zondebokken.”
Zo vinden blijkbaar ook sommige supporters. Bij thuiskomst wacht de tiener een onaangename verrassing. “Mijn deur was beklad en onder mijn voordeur door was een papiertje geschoven. Er stonden vreselijke verwensingen op. Ik schrok me kapot. Ik hield van mijn appartement, mijn eerste eigen appartement, maar ben gelijk verhuisd. Naar een veilige plek. De trainer heeft me toen op vakantie gestuurd, ik hoefde niet eens meer mee op tour naar China. Geloof me als ik zeg dat ik geen seconde van die vakantie heb genoten. Die misser heeft heel lang nagewerkt, de hele zomer door. Ik zat er heel erg mee, kon die kans maar niet uit mijn gedachten krijgen. Slapeloze nachten had ik ervan.”
HELSE PIJN
Na de vakantie staat er een nieuwe trainer voor de groep. Onder Peter Bosz maakt de Tsjech een goede start, zo lijkt het. “Ik stond bijna de hele voorbereiding in de basis. Maar tegen Marseille, de allerlaatste wedstrijd voor de competitiestart, zat ik ineens op de bank. Ik werd zonder opgaaf van reden overgeheveld naar Jong en raakte stilaan uit beeld. Daar had ik het moeilijk mee. Vooral omdat ik nooit tekst en uitleg heb gekregen.”
In december lijken de kansen te keren voor Cerny, als Ajax krap in zijn buitenspelers komt te zitten. Maar uitgerekend in die periode loopt de Tsjech een zware rugblessure op. “Het is moeilijk om uit te leggen wat er nou precies aan de hand was, maar het ging van kwaad tot erger. Het kwam erop neer dat ik onderin mijn rug vreselijk veel pijn had. Ik probeerde het op allerlei manieren te compenseren. Door anders te lopen, door anders te zitten, door anders te tillen. Met krachttraining probeerde ik mijn rug te ontzien, ik ging compenseren. Het werkte averechts. De pijn werd almaar heviger, ondanks alle medische hulp.”
Gedreven door ambitie en het ongeduld van een jonge voetballer, besluit Cerny niet op te geven. “Omdat ik eindelijk een serie van een wedstrijd of vijf in het eerste kon neerzetten. Eindelijk! Traoré was afgereisd naar Afrika, Justin was nog niet ten tonele verschenen en Neres moest nog gekocht worden. Tegen Groningen stond ik dan in de basis. Maar wat, in mijn gedachten althans, een glorieuze rentree had moeten worden, mondde uit in een nachtmerrie. Ik speelde met zoveel pijn, ondanks de pijnstillers, dat ik het maar een uur kon volhouden.”
Tegen PSV, in de allerlaatste wedstrijd van het jaar, mag Cerny al vroeg in de eerste helft voor Kasper Dolberg invallen. De Amsterdamse nummer 17 haalt wederom het einde van de wedstrijd niet. “Ik kón gewoon niet meer, de pijn was ondraaglijk geworden. Het was zo ongelooflijk frustrerend. Eindelijk had ik een kans gekregen, maar door de pijn kon ik niet het beste uit mezelf halen. Ik was mentaal gebroken.”
GEEN KANS
Cerny en zijn begeleiders besluiten in overleg met Ajax om in Praag een Tsjechische arts te consulteren. “Een specialist in dit soort blessures. De revalidatie had succes, want de pijn verdween stilaan uit mijn lichaam. Langzaam kon ik weer voluit trainen. Ik voelde me bevrijd.” “De oefeningen die ik toen deed, die mij van de pijn hebben afgeholpen, doe ik nog steeds. Vijf keer per dag, zeven dagen in de week. Het helpt me enorm. Het heeft me ook de nodige discipline bijgebracht. Want in het leven gaat niets vanzelf, daar ben ik nu wel achtergekomen. Je moet áltijd scherp zijn. Op de training, in de wedstrijd, maar ook bij die oefeningen. En het gros van die oefeningen doe ik niet op de club, maar thuis. Ze zijn deel gaan uitmaken van mijn leven, ze zitten in mijn systeem.”
Begin februari maakt Cerny zijn rentree tegen RKC. Hij zal de wedstrijd door een doodschop niet volmaken. “Gelukkig viel die blessure mee. Ik raakte in vorm, was vaak belangrijk voor het elftal. Maar desondanks kreeg ik geen kans meer in het eerste. Dat begreep ik ook wel, het liep prima. Tijdens de halve finale en de finale van de Europa League zat ik op de tribune. Al met al beschouw ik het afgelopen seizoen als een grote nederlaag. Maar wel een nederlaag waar ik sterker van ben geworden. Vooral op het mentale vlak.”
HEL
Cerny vertelt hoe hij met zijn ziel onder zijn arm liep. Doodongelukkig voelde hij zich, moederziel alleen in Amsterdam. “Ik had het plezier in het voetbal volledig verloren. Dat dat mij, zo’n grote liefhebber, was overkomen… Ik kon het niet bevatten. Ik ging door een hel. In die fase hebben mijn ouders en mijn zus zich over mij ontfermd. Zoals zij er altijd zijn geweest. In goede en slechte tijden.”
“Mijn hele leven had alles meegezeten. In welk team ik ook voetbalde, ik was altijd de beste. Bij Ajax ging ook alles perfect. Ik was de eerste van de lichting ’97 die in het eerste debuteerde. Het ging supersnel allemaal. Ik scoorde uit tegen Celtic! Man, ik kon de hele wereld aan. Het was geweldig om mee te maken, zeventien was ik. Ik vond het fantastisch dat mijn ouders en zus meedeelden in mijn succes. Het was óns succes, zo voelde het. Dus toen het slechter met mij ging, voelden zij ook de pijn.”
“Ik raakte in een negatieve spiraal en dat was nieuw voor ons. Mijn ouders hebben toen geen moment getwijfeld en zijn zo vaak als hun werk toeliet naar Amsterdam gekomen. In die paar maanden zijn ze hier vaker geweest dan in die vier jaar ervoor. Ze hadden door dat ik ze nodig had. En ze hebben mij uit de misère getrokken. Na een tijdje ging ik zelfs weer fluitend naar de training. Ik voelde me herboren.”
ROCKY
Een speler die uit beeld raakt, is een makkelijk slachtoffer voor roddel en achterklap. Boze tongen beweerden zelfs dat Vasa het niet zo nauw nam met de discipline. Hij gaat het onderwerp mans genoeg niet uit de weg, maar wil wel enige nuance aanbrengen in het geschetste beeld. Na een korte pauze: “Het is vorig jaar één keer gebeurd dat ik samen met een ploeggenoot een avondje ben gaan stappen. Ik zag er niets kwaads in. We waren beiden geblesseerd en hadden twee dagen vrij.”
“Stappen hoort bij jongens van mijn leeftijd. Ik had zoiets van: ik ben vrij, heb niets te doen, dacht dat het mocht. Maar stappen hoort gewoon niet bij het leven van een topsporter. Het is me één keer gebeurd, ik ben er bij de club op aangesproken en daarmee uit. Het zal me nóóit meer gebeuren. Ik besef dat ik het niet nodig heb, dat ik zoiets moet doen als ik vakantie heb. En zelfs dan met mate.”
“Ik realiseer me dat ik een ander leven leid dan de meeste van mijn leeftijdsgenoten. Ik besef nu ook dat dit is wat ik wil. Ik heb een doel om basisspeler te worden, nou, dan moet ik daar alles voor opzij zetten. Vorig jaar ben ik één keer de stad ingegaan, nu zal ik dat niet meer doen. Ik moet en zal hier slagen.”
Thuis hoeft hij zich niet meer te vervelen. “Ik heb een hondje gekocht, een pomsky. Een kruising tussen een husky en een pomeriaan. Rocky heet hij. Het is nog een pup en ik voel me verantwoordelijk voor hem. Ik woon alleen en dus moet ik hem opvoeden. Die verantwoordelijkheid geeft mij innerlijke rust.”
VERHUUR
Voor alle duidelijkheid: in tegenstelling tot gewezen Amsterdamse vleugelspitsen als Anwar El Ghazi en Robert Muric lijkt Ajax nog steeds een plan te hebben met het wonderkind van weleer. “Natuurlijk heb ik met de club gesproken. Samen met mijn vader en zaakwaarnemer. Wij hebben aangegeven wat onze bedoeling is. Dat ik wil spelen. Zo niet, dan leek het ons het beste om mij te verhuren. Dat zou het beste voor mijn ontwikkeling zijn. Maar voor Ajax was een verhuur onbespreekbaar.”
“Dat is een gunstig teken ja, maar de voortekenen zijn wel vaker gunstig geweest. Afgelopen seizoen bijvoorbeeld. Maar ik wil niet meer weten waarom ik er in de voorbereiding als enige ben uitgegooid. Dat was toen, nu is nu. Ik heb met de trainer over het nieuwe seizoen gesproken. Het is een kwestie van strijden. En de strijd gaat tussen Younes, Neres, Kluivert en mij. Ik moet zorgen dat ik de beste word. Zo simpel is het eigenlijk.”