Ooit zou hij een nóg grotere voetballer in Roemenië worden dan Gheorghe Hagi, zei Ronald Koeman toen hij trainer was van Ajax. Koeman vond Chivu als jonge twintiger ook verder dan hij was op die leeftijd. Alleen schoot Koeman vaker op het vijandelijke doel, gaf hij aan. Aan de andere kant van de lijn lacht Cristian Chivu om de woorden van Koeman. Hij belt vanuit Milaan, waar op deze dag in juni de zon fel schijnt, geeft Chivu aan. Met zijn vrouw en twee dochters woont hij al jaren in de tweede stad van Italië.
Nee, groter dan Hagi is hij niet geworden, vertelt Chivu. Zoveel eer wil hij zichzelf niet geven na een carrière van zeventien jaar die hem via CSM Resita en Universitatea Craiova in Roemenië naar Ajax, AS Roma en Internazionale leidde en waarin hij een Champions League-titel, een wereldbeker voor clubs, landstitels in Italië en Nederland, de KNVB Beker en twee keer de Coppa Italia won. Drie keer werd Chivu uitgeroepen tot Roemeens Voetballer van het Jaar. En een keer in de Eredivisie: 2002. Het was 5 mei 2002, Bevrijdingsdag, toen Chivu met nummer 5 op zijn rug in de stromende regen de kampioensschaal in ontvangst nam in De Goffert in Nijmegen. De 28ste landstitel voor Ajax, de eerste sinds 1998. Een huldiging op P2 volgde, naast de Amsterdam ArenA. Tien dagen later werd de KNVB Beker gewonnen. Daarna een huldiging op het bordes van de Stadsschouwburg op het Leidseplein. Duizenden fans scandeerden zijn naam. Het zijn momenten die Chivu niet vergeet, zegt hij. Zoals ook zijn laatste wedstrijd in het shirt van Ajax. Donderdag 29 mei 2003, thuis tegen sc Heerenveen. Chivu maakte die middag zijn laatste van dertien doelpunten. Na lange, moeizame onderhandelingen ging hij drie maanden later naar AS Roma.
TACTISCH OOG
Gekleed in een zwart pak, blauwe blouse en met een legitimatiepasje om zijn nek zat Cristian Eugen Chivu (26 oktober 1980) uit Resita, een stad in het westen van Roemenië waar de meeste inwoners in de staal- en ijzerindustrie werken, op 24 mei 2017 op de tribune van de Friends Arena in Stockholm. De Zweedse hoofdstad was het decor van de Europa League-finale tussen Ajax en Manchester United.
Als technical observer van de UEFA zat Chivu naast Dejan Stankovic, vriend en voormalig teamgenoot bij Internazionale, ook techical observer. “We moesten tijdens de finale de tactiek van José Mourinho en Peter Bosz analyseren voor de website van de UEFA. Na afloop stel je dan een rapport op: welke spelers vielen op en waarom, of welke keuzes maakten de trainers om de tegenstander te ontregelen. Dat soort zaken. Na afloop kozen we met de andere observers een man of the match, het beste team van het toernooi en de mooiste doelpunten van de Europa League”, zegt Chivu nu. “Ik ben inmiddels ook al een tijdje werkzaam als analist bij FOX Sports Italia. Toen de UEFA informeerde of ik technical observer wilde worden zag ik dat als een nieuwe uitdaging. Dit seizoen was ik ook bij de Champions League-finale in Kiev. Ik kan veel leren door met een tactisch oog naar de wedstrijden te kijken. Ook handig voor de toekomst. Ik ben bezig om mijn trainerspapieren te halen.”
Hoe was het voor jou om de finale tussen Manchester United en jouw ex-club Ajax te analyseren?
“Ik was er om de wedstrijd objectief te analyseren, maar toch was het wel speciaal om Ajax in een Europese finale te zien. Ik was dat toernooi ook al observer bij Ajax-Schalke 04 en vond ze toen heel indrukwekkend spelen. In de finale waren ze kansloos. Mourinho, een goede vriend van mij, is een genius op tactisch gebied. Bij Inter heb ik dat zelf ervaren. Je zag dat Mourinho en veel spelers van United gewend zijn om topduels te spelen. Maar Ajax zette zichzelf vorig seizoen weer op de kaart.”
"Soms lopen de emoties hoog op. Zlatan Ibrahimovic en ik zijn elkaar ook eens in de haren gevlogen, haha"
GREAT MEMORIES
Deed die avond in Stockholm jou denken aan jouw laatste seizoen bij Ajax? Toen kwamen jullie met veel jonge jongens ook heel ver in Europa: bijna in de halve finale van de Champions League…
“Ja, het schoot wel even door mijn hoofd. Zeker toen ik Zlatan Ibrahimovic na de finale in Stockholm in de catacomben tegenkwam. We hadden het nog even kort over die avond van 2003 in San Siro, de kwartfinale tegen Milan. Uit wanhoop schoot Paolo Maldini in de blessuretijd de bal naar voren. De bal ging richting mij. Ik gleed uit en daardoor kwam Filippo Inzaghi vrij. Hij tikte de bal over Bogdan Lobont en Jon Dahl Tomasson maakte misschien wel de lelijkste goal ooit in de Champions League. Zeker vanuit ons perspectief. Ik heb weleens gedacht: wat als ik niet was uitgegleden? Ik weet nog dat ik op mijn knieën op het veld zat en naar het scorebord in San Siro keek. Vol ongeloof. We waren dicht bij een stunt. Milan won later dat seizoen de finale van Juventus. Als ik het er nu over heb doet het nog pijn, al is het vijftien jaar geleden. Dat ik in 2010 de Champions League won met Inter maakt die avond met Ajax in Milaan niet minder pijnlijk. Het blijft een litteken, al kunnen we achteraf ook trots zijn. Die Champions League-avonden in het seizoen 2002/03 waren geweldig. Vooral aan onze duels in Valencia, bij Arsenal en in Rome bewaar ik veel mooie herinneringen. We hadden een jong team, maar met sterke karakters. Jari Litmanen zorgde voor de ervaring. Het was bijzonder om met hem samen te spelen. In 1995 en 1996 keek ik nog naar hem op tv tijdens de Champions League-finales.”
Wat was de rol van Ronald Koeman in jullie ploeg en hoe kijk je terug op jouw samenwerking met hem?
“Koeman was een heel ander type trainer dan Jan Wouters, Hans Westerhof en Co Adriaanse, mijn eerdere trainers in Amsterdam. Koeman gaf mij in december 2001 de aanvoerdersband, terwijl ik bij Adriaanse nog even op de bank zat. Koeman zei dat ik eraan toe was om meer verantwoordelijkheid te nemen. Het mooiste vond ik dat niemand in de kleedkamer het oneens was met zijn besluit. Dat was een groot compliment voor mij. Die band maakte mij trots en deed mij groeien als voetballer en als mens. Het klikte vanaf dag één tussen Koeman en mij. Hij was ook heel kritisch. We voerden veel gesprekken, ook over mijn rol als centrale verdediger. Koeman heeft charisma en straalt rust uit. Zijn zelfvertrouwen straalde op ons af. Zeker rond Europese duels. Koeman was als een voetbalvader voor ons. Zeker voor mij.”
Koeman moest ook regelmatig brandjes blussen toch? Zoals toen Mido een verbandschaar richting Ibrahimovic gooide in de kleedkamer?
“Succesvol willen worden en blijven brengt stress mee. Dat wist Koeman als geen ander. Zeker met zoveel jonge, ambitieuze jongens bij elkaar. Over dat incident met Mido en Zlatan… Weet je? Ik ben ooit aan mijn hoofd geopereerd, toen hebben ze mijn herinneringen aan die scène eruit gehaald denk ik. Haha. Ach ja, soms lopen de emoties hoog op in een kleedkamer op of het trainingsveld. Zo zijn Zlatan en ik elkaar ook eens in de haren gevlogen, haha. Koeman bleef in dat soort situaties relaxed. Dan spraken we problemen vervolgens weer uit. Koeman verhief zijn stem alleen als het echt nodig was. Hij is een goede people manager en een inspirator. Ik denk dat Koeman voor het Nederlands elftal een goede bondscoach is. Hij heeft als trainer ook veel ervaring opgedaan in andere landen.”
VOLWASSEN
Met welke spelers uit jouw tijd bij Ajax heb je nu, vijftien jaar na je vertrek, weleens contact?
“Wesley Sneijder is een goede vriend. We kwamen elkaar na Ajax ook tegen bij Inter. Daar werden Wesley en ik kamergenoten tijdens trainingskampen. Deze zomer ga ik hem bezoeken op Ibiza. In 2010 had Wesley de Gouden Bal moeten winnen. Met Inter wonnen we de landstitel, Coppa Italia en Champions League. Wesley was toen in de vorm van zijn leven. Ook op het WK in Zuid-Afrika. Rafael van der Vaart spreek ik ook nog geregeld, net als Zlatan en Maxwell. En toen Maarten Stekelenburg in Rome was zochten we elkaar op. Bogdan Lobont spreek ik nog heel vaak. Hij is een goede vriend, we zijn als broers. Andere jongens kom ik bij toeval tegen in de voetbalwereld. Die is niet heel groot. Sommige jongens ben ik uit het oog verloren. Toen ik vorig jaar op internet las dat Abubakari Yakubu was overleden schrok ik enorm. Yaki was a real joker, maar ook een goede, hardwerkende prof. A beautiful person. We hadden onder Koeman een soort vriendenteam. Als het nodig was waren we echt serieus en professioneel, maar we maakten ook veel lol samen. Voor veel jongens was Ajax een springplank naar de Europese top.”
Je kwam als achttienjarige in 1999 naar Amsterdam. Hoe kijk je terug op je begintijd bij Ajax?
“Ik kwam in een vreemde omgeving: het westen. Ik groeide samen met mijn een jaar oudere zus op in de jaren ‘80 en ‘90 in het Roemenië van Ceaucescu. Voordat ik naar Ajax ging was ik dicht bij een transfer naar Vitesse. Er kwamen mensen van Vitesse naar Roemenië en toen heb ik een soort voorcontract getekend. Toch ketste de deal uiteindelijk af. Niet veel later kwam Ajax en toen kwam een droom uit. Ik was altijd fan van Ajax in de jaren ‘90. Ik weet nog dat het eerste voetbalshirt dat ik kocht van Ajax was. Dat shirt kocht ik in Italië toen ik daar voor een jeugdtoernooi was. Er stond geen naam op, wel nummer vier, van Frank Rijkaard. Paulo Sousa en Fernando Redondo vond ik vroeger ook mooie spelers. Slim, elegant, tactisch sterk en met een goede techniek. Mijn vader was ook profvoetballer, niet op een heel hoog niveau. Toch was hij altijd mijn grote voorbeeld. Vooral als persoon. Hij stierf toen ik zeventien jaar was aan kanker. Ik heb daar veel moeite mee gehad en het doet nog steeds pijn dat hij er niet meer is. Ik voel dat hij over mij waakt en altijd bij mij is. Ik weet nog dat ik kampioen werd met Ajax en naar de hemel keek toen ik de schaal kreeg en optilde. We hadden even contact. Ook na de Champions League-winst met Inter. Mijn pa kijkt sinds zijn dood van boven mee, zeker weten.”
"Ruud van Nistelrooij was de beste spits tegenover wie ik heb gestaan"
Jouw eerste maanden verliepen niet vlekkeloos. Je kreeg drie rode kaarten in drie maanden…
“Ik begon in augustus 1999 bij Jong Ajax, maar werd vrij snel doorgeschoven naar het eerste elftal. Ik wilde mezelf té graag laten zien. Daardoor maakte ik fouten. Ik was nog een kind. Die kaarten waren harde lessen voor mij. Ook buiten het veld had ik het niet makkelijk. Ik zat in een Holiday Inn, in m’n eentje. In het begin wandelde ik maar een rondje, keek tv, speelde computerspellen en bestelde eten in het hotel. Een man in een busje reed mij op en neer naar het trainingscomplex. Ik zat een half jaar in het hotel en wisselde om de week van kamer zodat ik net even een ander uitzicht had. Op de club kwamen Aron Winter en Richard Witschge direct naar mij toe en maakten mij wegwijs bij Ajax, maar daarbuiten moest ik mijn plek nog vinden. Na een tijdje kreeg ik meer aansluiting bij jongens als Dani en later Zlatan, Maxwell, Rafael, Wesley en Bogdan. Dan gingen we in de stad eten of bezochten de bioscoop. Na een half jaar verhuisde ik naar Ouderkerk aan de Amstel. Dat gaf mij meer rust. Bogdan kwam een jaar na mij naar Ajax. We hebben veel aan elkaar gehad. Ook op de momenten waarop we gek werden van blessures of keuzes van de trainers. Dan kun je in een stad als Amsterdam, met veel verleidingen, op het verkeerde pad raken. Ik stelde mezelf daarom altijd bepaalde doelen om naartoe te werken. Zoals in augustus 1999 naar EURO 2000 gaan met Roemenië. Dat lukte en een droom kwam uit. Uiteindelijk kun je alleen succesvol zijn als je bereid bent als een prof te leven en veel tijd en energie in jezelf te steken. Binnen en buiten het veld. Ik was nogal een chaotisch type toen ik vanuit Roemenië naar Nederland kwam, maar dat leerde ik af bij Ajax. Nederlanders zijn heel open, kunnen hard zijn en leven een gestructureerd leven. Dat heeft mij geholpen. Toen ik na Ajax in Italië kwam moest ik weer wennen aan het chaotische Italiaanse leven. Ik was al een halve Nederlander.”
LEERSCHOOL
Je beëindigde je carrière in maart 2014 als speler van Inter na een slepende voetblessure. Was dat een zwaar besluit?
“Ik moest aan de rest van mijn leven denken, mijn nieuwe leven na het voetbal. Ik was in een jaar vier keer aan mijn voet geopereerd. Het was goed zo. Ik wilde mijn lichaam niet vernielen. Acht jaar geleden liep ik een schedelbreuk op in een competitieduel met Chievo. Daaraan ben ik geopereerd. Ik heb nu in mijn linkerarm en –hand niet meer zoveel gevoel als in mijn rechterarm. Laten we hopen dat het daarbij blijft. Ik kan nog wel gewoon functioneren. Ik sta nu ’s ochtends pijnvrij op en hoef ook die helm niet meer op, haha. In het jaar nadat ik ben gestopt besloten mijn vrouw en ik mooie reizen te maken met onze dochters. We hebben veel van de wereld gezien. Ik ben een groot fan geworden van Azië. De natuur en cultuur spreken mij aan. Ik kan nu ook elk jaar gaan skiën. Heerlijk. En af en toe voetbal ik nog bij Inter Forever, een team met oud-spelers van Inter. Dan spelen we tegen een team van oud-spelers van topclubs als Bayern München, Real Madrid en Chelsea. Wel leuk om al die jongens van vroeger weer tegen te komen. Ik hoorde dat er een plan is voor een wedstrijd van Inter Forever tegen oud-spelers van Ajax. Dan doe ik bij beide teams een helft mee, haha.”
Hoe zit het met het gerucht dat Ajax in 2012 informeerde of je wilde terugkeren in Amsterdam?
“Ik begreep toen van mijn management dat mensen van Ajax hadden geïnformeerd of ik interesse had. Dat had ik, maar na de eerste berichten van Ajax bleef het stil. Toen bleef ik met alle liefde bij Inter.”
Het is inmiddels vijftien jaar geleden dat je Ajax hebt verlaten. Mis je eigenlijk iets uit jouw tijd in Amsterdam?
“Vooral een aantal vrienden uit die tijd. En haring met uitjes, haha. Als ik weer eens in Nederland ben koop ik die altijd. Ik weet dat veel buitenlandse voetballers ervan walgen, ik niet. Een broodje kroket en bitterballen vond ik ook altijd lekker. Dat hebben ze niet in Italië. Vorig jaar ben ik dus in Amsterdam geweest voor Ajax - Schalke en een paar jaar geleden werd ik uitgenodigd als special guest bij de Open Dag van Ajax. Als ik terug ben voelt het vertrouwd. Ik kijk geregeld wedstrijden van Ajax, vooral de toppers tegen PSV en Feyenoord. Het zou voor het Nederlandse voetbal goed zijn als die wedstrijden vaker worden gespeeld, zoals in de België de topteams elkaar vaker ontmoeten. Je leert daardoor meer dan tegen, met alle respect, de andere teams in de Eredivisie. Dat heb ik zelf ook ervaren. Zo speelden we intense wedstrijden tegen PSV. Zij hadden een superteam met Ruud van Nistelrooij. Hij was de beste spits tegenover wie ik heb gestaan. Snel, beweeglijk, slim en effectief. Deadly. Ruud bezorgde mij veel problemen. De Eredivisie en Ajax waren voor mij de ideale leerschool. In Nederland ben ik een man geworden. Ik ben trots op wat ik uiteindelijk via Ajax heb bereikt. Ik denk mijn vader ook.”