We’re gonna bounce in a minute! Ze kondigen het netjes aan op The Kop, en in uitvakken. Alles is op Anfield nog rooskleurig. Rafa Benitez heeft een matige ploeg twee keer in drie seizoenen tot in de Champions League-finale geloodst. Het ontbrak aan een topper in de voorhoede. Lees maar mee. Djibril Cissé, Milan Baros, Craig Bellamy, Peter Crouch, Dirk Kuyt: allemaal geen spelers die geboren werden als doelpuntenmaker. Daartoe is in de zomer van 2007 Fernando Torres gehaald. Dat was een gevoelige slag: Manchester United had de Spanjaard al jaren op de korrel, maar El Niño weigerde het vertrouwde rood-witte Madrileense nest te verlaten. Voor zijn landgenoot Benitez, een Real-supporter, wilde hij het toch doen.
Springen dus. His armband proved he was a Red. You’ll Never Walk Alone, it said. We bought the lad from sunny Spain. He gets the ball and scores again. Fernando Torres, Liverpool’s number nine. Torres is meteen een hit. In zijn eerste thuiswedstrijd tegen Chelsea tekent hij voor de fraaie 1-0. Na een beroerde start in de Champions League plaatst de ploeg zich toch bij de laatste zestien. Opnieuw dankzij Torres, die al snel telepathisch functioneert met boegbeeld Steven Gerrard. In Milaan heeft de ploeg een 2-0 voorsprong te verdedigen. De ploeg van Roberto Mancini is in die jaren ongenaakbaar in de Serie A. Tachtigduizend tifosi gelóven in de comeback.
Liverpool overleeft de eerste helft vol blauw-zwarte druk. Inter komt na de pauze met tien te staan, maar Zlatan Ibrahimovic blijft een lastig baasje. Het is aan Torres om aan alle onzekerheid een eind te maken. De man met het jongensgezicht wordt ingespeeld, draait weg bij Cristian Chivu en schiet kiezelhard in de hoek achter Júlio César. Liverpool haalt de kwartfinale, waarin het – met hulp van de Spanjaard – afrekent met Arsenal. Pas tegen Chelsea stokt de rode machine.
Torres wordt een idool van Anfield, in het bijzonder bij de vrouwelijke supporters. De spits kwakkelt met zijn lichaam. Benitez, door falend transferbeleid, pleegt roofbouw op zijn parel doordat er werkelijk niemand voorhanden is die hem degelijk vervangt. Met Spanje wint hij het EK én het WK. Met Liverpool, daarentegen, pakt hij geen enkele prijs. Zelfs de adoratie van de aanhang vervaagt in een klap als hij de club, afgezakt naar de middenmoot, inruilt voor Chelsea. In de bestuurskamer van Liverpool klinken de champagneglazen na vertrek van hun talisman.
De medische rapporten wijzen uit dat de wervelwind van de periode 2007-2010 nooit meer de oude zal worden. Hij is, 26 jaar oud, té versleten. Op Stamford Bridge verovert hij medailles bij de vleet, maar zijn bijdrage in het blauw is minimaal. Hij kan niet meer, en bij het hoogmoedige Chelsea is het altijd een stuk killer dan bij Liverpool. De adoratie van het publiek voelt hij nooit meer zoals op die dinsdagavond in maart 2008. Tot hij, inmiddels een dertiger, terugkeerde bij zijn Atleti. Hij reed naar Don Oso, bestelde zijn hamburger en was thuis. El Niño was nu een man.