Lissabon, 28 maart 2018. De middag loopt al aardig op zijn eind als de Airbus van de Portugese luchtvaartmaatschappij TAP zijn landingsgestel op het asfalt van Aeroporto Humberto Delgado plant. Aan boord Bas Dost, sterspeler van Sporting Portugal. Nee, voor de lange Drent had er in Genève, waar Oranje met Portugal de degens kruiste, geen privéjet klaargestaan. Bas, jongen van de gestampte pot, is geen Cristiano Ronaldo. Bas is Bas, de hemel zij geprezen.
Als Dost voet op Portugese bodem heeft gezet, gaat zijn hart sneller kloppen. Buiten fluiten de vogeltjes en geeft het kwik negentien graden aan. Na te hebben geposeerd voor een paar selfies springt hij, letterlijk en figuurlijk, goed gemutst in zijn grijze Range Rover. Onderweg naar huis, even buiten Lissabon, passeert Dost een groepje ooievaars, een gele kwikstaart en, zittend op een laaghangende elektriciteitskabel, een setje bijeneters. Mooie vogel, zo’n bijeneter. Dat is toch wat anders dan die rokende fabriekspijpen in Wolfsburg.
ESTREMADURA
Het is goed toeven in Portugal, vertelt Bas Dost een dag later, na zijn entree in het spelershome van het trainingscomplex van Sporting. Met een veelzeggende grijns: “Ik voel me hier ongelooflijk thuis.” Hij legt zijn wollen muts en mobiele telefoon op een klassiek leren bankstel. Aan het interieur is de nodige aandacht besteed. “Mijn leven hier is niet te vergelijken met dat in Wolfsburg. Die stad straalde één en al grauwheid uit. Vooral in de winter, waar maar geen einde aan kwam. Ik bedoel: vandaag is het bijna twintig graden en de komende acht maanden wordt het alleen nog maar warmer. Heerlijk.”
In de kleine twee jaar die Dost in Estremadura woont, is hij gaan houden van het meest westelijk deel van het Iberische schiereiland, ruim tweemaal zo groot als Nederland. Hij geniet van de levensstijl, van de geestelijke rijkdom van de gemiddelde Portugees. “De mensen maken zich hier niet zo druk. Ze zijn zo heerlijk los en ongecompliceerd. Tijd is zeg maar een ruim begrip. In Duitsland moest alles volgens de regeltjes gaan. Deutsche Gründlichkeit, dat werk. Geef mij maar de Portugese mentaliteit. En de mensen zijn zó vreselijk aardig. Volgens mij zijn Portugezen het vriendelijkste volk ter wereld.”
AZIJNPISSERS
Over geestelijke rijkdom gesproken. Dost is net terug van een interlandweek, een week waarin de criticasters na de thuiswedstrijd tegen Engeland (0-1) weer eens hun giftige pijlen konden afvuren op de 1,96 meter lange spits. Ach, hij kent zijn pappenheimers inmiddels wel. Aangezien we van tevoren hebben afgesproken het onderwerp te laten rusten (wat overigens geen voorwaarde was om de ELF Voetbal-equipe te ontvangen), laten we Oranje voor wat het is. Dost verwijst naar een eerder interview met AD-journalist Wietse Dijkstra. Hij is onderwijl niet van gedachten veranderd.
In het kort: Bas weet precies hoe er in eigen land over hem wordt gedacht en is klaar met die meningen over hem. Als de zogenaamde experts en azijnpissers in hem slechts een afmaker zien, so be it. Hij verwijst naar zijn spel in de Champions League, naar wedstrijden tegen Barcelona en Juventus. Daarin kwam Dost veel aan de bal. “En dat ging hartstikke goed.” Enfin, als je hem wil opstellen dan stel je hem op. “Heb je een ander nodig, dan stel je me niet op. Ik wil gewoon vreugde halen uit het voetbal. Ik ben hier gelukkig.”
JORGE JESUS
Dat geluk slaat ondubbelzinnig over op de grasmat. Na een geweldig debuutseizoen, waarin Dost 34 maal doel trof en achter Messi tweede op de Europese topscorerslijst werd, heeft hij de draad in zijn tweede Sporting-seizoen vrolijk opgepakt. Begin april liep Dost in de competitie exact één-op-één; 23 goals uit dito duels. Iedere wedstrijd laat hij het zien, al twintig maanden lang. “Elke week trek ik mijn statistieken omhoog.”
Daar is hij het meest trots op, dat hij geen eendagsvlieg is die na een topseizoen zou afglijden in de anonimiteit. “Zo’n tweede plaats op de Europese topscorerslijst kan een valkuil zijn. Dat wilde ik te allen tijde voorkomen. De opdracht was simpel: doorgaan waar ik afgelopen seizoen was geëindigd.” Waarvan akte. In januari schudde Dost twee hattricks op rij uit zijn mouw. Zó scherp was hij nog nooit geweest. Zijn honger naar goals is nog lang niet gestild. “Ik ben nog lang niet klaar met scoren. Dat zal volgend seizoen niet anders zijn.”
Het is knap dat Dost zijn rendement blijft aanscherpen. Als relatief onbekende speler kreeg hij aanvankelijk nog de nodige ruimte van de Portugese verdedigers, type rauwdouwers en slagers. Maar in zijn tweede jaar wordt de Nederlander tot in het extreme gedekt. Hij roemt Jorge Jesus, die van hem een completere voetballer heeft gemaakt. Aan de hand van videobeelden en statistieken heeft de trainer van Sporting zijn spits laten zien waar zijn kracht én waar zijn beperking ligt. Een voorbeeld: “Bepaalde voorzetten schatte ik verkeerd in, was mijn timing niet goed. Daar zijn we extra op gaan trainen, net zo lang tot de timing goed was.” Jorge Jesus speelt een belangrijke rol in de ontwikkeling van zijn spits. “Hij blijft met mij bezig, ook al heb ik er net een paar ingelegd. Hij wil me beter maken, net als de andere spelers. Hij speelt geen spel. Dat vind ik mooi.”
ALCOCHETE
De Academia Sporting ademt één en al topsport uit. Het Centro de Futebol do Sporting Clube de Portugal is van alle gemakken voorzien. Tijdens een rondleiding komen we langs een bioscoop (voor wedstrijdanalyses), een restaurant (‘verboden voor mobiele telefoons’), ruime kleedkamers met douches en baden, de televisiestudio van SportingTV (24 uur per dag in de ether), een binnen- en een buitenzwembad, een indoor voetbalveld, vijf trainingsvelden, een voetvolleyveld en een ministadion waar het tweede elftal en de Sportingvrouwen hun thuiswedstrijden afwikkelen.
Niet ver van het spelershome, in eengoed verzorgde binnentuin met olijf- en kurkbomen, houdt Dost in. Hij wijst naar de eerste verdieping. “Dat is mijn kamer. Alle spelers van de selectie hebben een eigen kamer. Ik zou hier in principe zo kunnen wonen, maar ik vermoed dat mijn vriendin dat niet zo op prijs stelt…”
Dat kunnen wij ons goed voorstellen, aangezien Dost en zijn vriendin in augustus hun eerste kind verwachten. Wat nog meer opvalt aan het landelijk gelegen complex in Alcochete: het ligt op een half uur rijden buiten Lissabon en is nog moeilijker te betreden dan Fort Knox. Dost: “Haha, ik begrijp wat je bedoelt. Ik heb hier nog nooit een Nederlandse journalist binnen gezien. Sporting wil wat spelers en de media betreft de controle houden. De club heeft voor totale rust gekozen. Ik moet je zeggen: ik vind het wel prima zo, voor mij hoeft al die aandacht van de media niet zo. Ik begrijp dat journalisten ook hun werk moeten doen, maar geef mij maar die rust.”
SPORTING-FAMILIE
We herinneren ons al die pogingen om Hollandse voorgangers als Ricky van Wolfswinkel, Marvin Zeegelaar en Stijn Schaars in Lissabon te kunnen spreken. Tevergeefs. Sporting werkt zelden mee aan dit soort verzoeken. Sterker nog: spelers die interviews buiten de club om geven, kunnen rekenen op fikse boetes. Waar die achterdocht precies vandaan komt? Joost zal het weten. Dost: “De club wil het Sporting-gevoel overbrengen, maar daar hebben de media niet altijd een boodschap aan. Men wil voorkomen dat de gespreksthema’s te veel gaan over die andere, succesvollere club uit Lissabon.”
Duidelijk. Maar wat houdt het Sportinggevoel precies in? “De club betekent alles voor onze supporters. En die supporters bevinden zich over de hele wereld, omdat veel Portugezen ten tijde van de dictatuur zijn geëmigreerd. Maar Sporting is meer dan voetbal alleen. Sporting heeft vele takken van sport. Van futsal tot korfbal en van handbal tot atletiek en diverse vechtsporten. En al die sporters zijn er trots op dat ze tot de grote Sporting-familie behoren. Dat vind ik wel wat hebben.”
KAPELLETJE
Buiten de beveiligde hekken van het trainingscomplex is het wat Dost betreft gedaan met de rust. Na zijn doelpuntenlawine van het afgelopen seizoen heeft zijn populariteit buitenaardse vormen aangenomen. In het hele land. Hoe anders is zijn leven nu vergeleken met anderhalf jaar geleden, toen hij net was gearriveerd in Portugal. “De mensen kenden mij amper, ik kon vrijwel ongestoord over straat lopen. Ik verlang nog weleens naar die tijd. Een avondje rustig uit eten met mijn vriendin zit er niet meer in. Dat is weleens irritant. Maar het hoort erbij, dat weet ik ook wel. Als jeugdvoetballertje van FC Emmen droomde ik ervan om een beroemde voetballer te worden. Ik moet niet zeuren.”
Dost is nergens veilig voor telefooncamera’s en handtekeningenjagers. “De grote clubs hebben hun supporters door het hele land zitten. Dat vond ik aanvankelijk ook frappant in Lissabon. Je hebt geen Sporting-wijken of Benfica-wijken. Best lastig ook met twee stadions op een kilometer van elkaar. Je maakt hier mee dat er binnen een gezin mensen voor Sporting, Benfica én Porto zijn. Hoe verzin je het? Maar in Portugal is het supporterschap meer een kwestie van gevoel. De liefde voor de club is extreem, maar de haat voor de ander valt mee. Ik moet vaak genoeg op de foto met supporters van andere clubs.” Om zo nu en dan aan de waan van de dag te ontsnappen, trekt Dost er op een vrije dag graag op uit met zijn vriendin. “Gaan we een stuk rijden, het land in. Pakken we een kerkje of een kapelletje, of een mooi stadje. Er zijn hier zoveel prachtige plekken om naartoe te gaan. Daar kan ik echt van genieten. Het geeft mij innerlijk veel rust. Dat is mij heel wat waard.”
TOEKOMST
Het geeft hem stof tot nadenken. Zelden heeft hij zich beter gevoeld dan in de laatste twintig maanden. Het leven in Portugal is hem op het reusachtige lijf geschreven. Waarom zou hij ooit nog terugkeren naar het regenachtige Nederland? Hij geeft toe dat het weleens door zijn hoofd spookt. “Maar ik denk dat het nu nog te vroeg is om te bepalen hoe de rest van mijn leven eruit moet zien. Een tweede huis in een zonnig land is ook al een rijkdom. Of dat huis per se in Portugal moet staan, weet ik ook nog niet.”
Over zijn sportieve toekomst heeft hij wel een helder beeld geschetst. Sterker nog: Bas Dost ziet zichzelf nog jaren in groen-wit spelen. Koopgrage en schatrijke Engelse clubs kunnen zich de moeite besparen om de goalgetter naar het Verenigd Koninkrijk te lokken. Ter info: Dost is goed voor een kleine twee miljoen netto en heeft een contract tot de zomer van 2020. “Waarom zou ik weggaan bij Sporting? Ik ben hier volmaakt gelukkig. Wat dat geld betreft, of beter gezegd nóg meer geld, moet je eerlijk tegen jezelf kunnen zijn. Genoeg is genoeg.” Na een korte stilte, mochten we hem niet goed verstaan hebben: “Als het goed is, is het goed.”
Hij somt op: “Een fantastisch salaris, een heerlijk leven, een geweldige club, een trainer die in mij gelooft , een ploeg die op mij is ingesteld, een prima competitie en voldoende sportieve uitdagingen. De keuze lijkt mij niet zo moeilijk. Neem dit seizoen: we hebben verdienstelijk in de Champions League gespeeld, waarbij we de pech hadden dat we in de poule Barcelona en Juventus hadden geloot. In de Europa League zijn we doorgedrongen tot de kwartfinale en in de competitie hebben we lang om de titel meegestreden.”
TALENTENFABRIEK
De filosofie van de club staat hem ook aan. “Sporting is allesbehalve een koopclub, in ieder geval veel minder dan de concurrentie. Klinkt een beetje gek uit de mond van iemand die voor tien miljoen gehaald is, maar het is wel zo. De club heeft het opleiden van talent tot kunst verheven. Kijk wie hier vandaan komen: Luís Figo, Cristiano Ronaldo, Nani...” Dost vervolgt: “Je kunt natuurlijk wel een hele selectie bij elkaar kopen, maar daar is toch geen gein aan? Zo vervreemd je de selectie van je supporters. Laatst nog debuteerde er hier een jongen uit de eigen jeugdopleiding. Het publiek stond op de banken, ze klapten drie keer zo hard als normaal. Het was alsof ze zélf invielen. Ik kreeg er gewoon kippenvel van, zo mooi.” Bij de ingang van het hoofdgebouw houdt hij opnieuw even in en wijst naar het EK-shirt van Portugal. Er staan tien handtekeningen op, inclusief die van Cristiano Ronaldo. “Al deze jongens zijn hier opgeleid. Daar zijn ze megatrots op.”
Het steekt de aanhang van Os Leões daardoor des te meer dat het laatste kampioenschap dateert uit 2002, het jaar waarin de Roemeen Bölöni zijn ploeg met spelers als Mario Jardel, Ricardo Quaresma, Paulo Bento en Hugo Viana naar de achttiende landstitel leidde. “Dat begint een aardige kwelling voor onze fans te worden”, legt Dost uit. “Ze smachten naar het landskampioenschap, temeer daar Benfica de laatste vier titels heeft gepakt.” Over Benfica gesproken: “Het wordt ook tijd dat ik een keer van die club win. Tot nu heb ik driemaal tegen ze gespeeld: tweemaal gelijk en een keer verloren. Op de slotdag komen ze naar het Alvalade toe. Dan moet het eindelijk gaan gebeuren.”
KLEINE OWEN
Op de valreep zijn we getuige van een bijzondere ontmoeting tussen twee Nederlandse spelers van Sporting Portugal: Bas Dost en Owen Asselman. Owen wie? Owen Asselman. De blonde krullenbol is tien jaar jong en komt uit voor Sporting Onder 11. Het tweetal heeft een gezamenlijk interview voor SportingTV. Het is de tweede keer dat de Hollanders elkaar ontmoeten. “De eerste keer was rond het Champions League-duel met Olympiakos Piraeus. Mocht ik met Bas hand in hand het veld oplopen”, vertelt Asselman met glinsterende oogjes. “Dat bracht geluk, want ik scoorde twee keer”, vult Dost aan. Het is aandoenlijk om te zien hoe Dost het mannetje, amper twee turven hoog, op zijn gemak stelt. Navraag leert dat Owen een van de topscorers is van Sporting O11. “Mooi zo”, zegt Dost. “Maar vergeet niet dat je iedere training en iedere wedstrijd plezier moet hebben hè. Dát is het allerbelangrijkste!” De kleine baas knikt plechtig.
Als klap op de vuurpijl wordt het ventje door Dost meegenomen naar een zaaltje waar je kunt voetvolleyen en tegen een muur kunt schieten. “Zullen we even een potje doen? Doe ik vaak met mijn ploeggenoten.” Nadat Dost de regels heeft uitgelegd, kan het spel beginnen. Tot grote schrik van de perschef. Dít was niet de bedoeling, zie je hem denken.
Dost trekt zich er niks van aan. Of het jongetje of de ELF Voetbal-equipe hier geen problemen mee krijgt? “Welnee, ik sta persoonlijk garant voor jullie.” En hup, daar wordt Owen nog even uitgedaagd voor een potje voetvolley. Na een punt van zijn tegenstander informeert Dost hoe oud hij is. “Zou mooi zijn als we nog een keer samen kunnen spelen”, zegt Dost. “Wát, ben je pas tien? Eh, ik denk niet dat ik over acht jaar nog voetbal. Maar weet je wat? De eerstvolgende keer dat je hier op de academie speelt, kom ik naar je kijken.”