De 159ste editie van El Clasico stond niet bol van het grootse voetbal, maar de hoog opgelopen spanning vergoedde veel. Een paar van de grootste namen in het mondiale voetbal gingen de strijd aan met elkaar. Pep Guardiola, die als trainer en als speler nog nooit van Real verloor, kon weer beschikken over het Argentijnse wonderkind Lionel Messi, terwijl bij Real Cristiano Ronaldo in de basis begon.
De Portugese recordaankoop had in de eerste helft de kans om De Koninklijke op voorsprong te zetten. Kaka zette Ronaldo vrij voor doel, maar de aanvaller schoot op Barca-doelman Victor Valdes. Aan de andere kant miste de thuisploeg in de eerste helft een echte spits. Thierry Henry stond in de punt van de aanval opgesteld, maar kon geen potten breken. Het wachten was dus op Zlatan Ibrahimovic, die na een blessure op de bank begon.
De Zweed kwam kort na rust binnen de lijnen voor Henry en eiste direct de hoofdrol op. Hij schoot een piekfijne lange bal van Daniel Alves achter Iker Casillas. Een wat verrassende 1-0, want Real was de iets betere ploeg.
Een tweede gele kaart voor Busquets, na een domme handsbal, gaf Real nieuwe hoop op een punt of meer. Ronaldo kreeg tegen tien man van Barca ook een goede kopkans en invaller Karim Benzema mocht van dichtbij uithalen, maar beide inzetten gingen over. In de laatste minuten kwam ook De Koninklijke met tien man te staan door de tweede gele kaart van Lass Diarra.
Barca hield zich voor eigen publiek staande en neemt door de overwinning de koppositie over van Real. Voor de Nederlanders was er geen rol in deze editie van El Clasico. Royston Drenthe bleef op de bank, terwijl Rafael van der Vaart vanaf de tribune moest toekijken.