De rivaliteit tussen Liverpool en Manchester op stedelijk niveau is al eeuwenoud. Eerstgenoemde stad is gelegen aan de Ierse zee en had daardoor een florerende haven. Manchester zag het met lede ogen aan en besloot een kanaal te graven waardoor de schepen ook hun stad konden bedienen. Omdat Manchester bovendien vergevorderd was met spoorvervoer, was hun stad ineens competitief.
Hetzelfde geldt ook op muzikaal gebied. Wie in Liverpool landt kan letterlijk niet om de beroemdste zonen van de stad heen: het vliegveld is naar John Lennon genoemd. De Beatles, een van de invloedrijkste muziekgroepen in de wereldgeschiedenis, kwamen uit Liverpool en brachten een blijmoedigheid die nog steeds in de stad te zien is. Manchester antwoordde met talloze artiesten. De Stone Roses, Oasis, Simply Red en The Verve zijn maar een greep uit de mix van rauwe en melancholische muziek die de stad heeft voortgebracht.
Op voetbalgebied heeft de rivaliteit eigenlijk nog best lang op zich laten wachten. In de eerste helft van de twintigste eeuw waren de beide clubs bij lange na niet de grootmacht die ze nu zijn. Toen de ploegen wel in opmars kwamen, konden de beide trainers het uitstekend met elkaar vinden. Matt Busby van United en Liverpool-trainer Bill Shankly waren de beste vrienden. Na het vreselijke vliegtuigongeluk waarbij een veelbelovend Manchester United-team grotendeels om het leven kwam, bood Shankly Busby zelfs zijn spelers aan.
Het ging pas mis in de jaren ’70. Liverpool ontwikkelde een enorme dominantie in het Engelse voetbal, waar Manchester United juist steeds dieper wegzakte. Onder Shankly en later Bob Paisley maakte de club de dienst uit. Trainers in Manchester maakten een vijand van de club, om zo hun aanhang aan boord te houden. Het viel samen met een tijd waarin de beide industriesteden het steeds zwaarder kregen. Werk verdween, armoede kwam ervoor in de plaats en veel jonge mannen verloren zich in hooliganisme.
Op het veld werden de verhoudingen grimmiger. Net als in de jaren ’60 werden de beide clubs eind jaren ’80 getraind door twee Schotten: Kenny Dalglish en Alex Ferguson. Laatstgenoemde had als doelstelling geformuleerd om Liverpool ‘van hun ‘f***ing troon’ te stoten’. Hoewel door een serie inschattingsfouten van het bestuur op Anfield gezegd kan worden dat de club simpelweg zelf van die troon gevallen is, kan niet anders gezegd worden dan dat het gelukt is. Ferguson reeg bekers en schalen aaneen, al kon hij niet verhinderen dat Liverpool zich op een bepaald moment terugknokte op het hoogste Europese podium.
Sinds Ferguson vertrok zijn de beide ploegen aan elkaar gewaagd, zij het op een lager niveau dan ze gewend zijn. Dat geldt ook voor de intensiteit van de wedstrijd: de gentrificatie van het Engelse voetbal heeft de originele bezoeker buitengesloten. Waar José Mourinho tien jaar geleden in zijn tijd bij Chelsea de tunnel op Anfield maar uit hoefde te lopen om alles tussen zijn buik en zijn benen naar zijn hoofd te krijgen, zitten er nu toeristen met camera’s zich te verdringen. En toch, zodra er op de Kop You’ll Never Walk Alone gezongen wordt heeft iedereen weer kippenvel.