Afgelopen weekend was het weer raak in het Olympisch Stadion op de Montjuïc. Driemaal scoorde Espanyol, tweemaal ging het feestje niet door. De derby van Barcelona eindigde uiteindelijk in een 3-1 overwinning voor de koploper van La Liga. Als het gaat om de buitenspelval zijn de statistieken van FC Barcelona dit seizoen absurd. In twaalf competitiewedstrijden werd de tegenstander maar liefst 84 keer buitenspel gezet. Zes daarvan kwamen in de wedstrijd tegen Espanyol, dat zeventiende staat in de Spaanse competitie. Maar met het niveau van de tegenstander heeft het weinig te maken: Real Madrid werd vorige week zelfs twaalf keer buitenspel gezet.
Om die cijfers even in context te plaatsen: na de 84 van Barça volgt Osasuna op de tweede plek met 35 buitenspelgevallen. Athletic (27), Las Palmas (27) en Valencia (27) completeren de top vijf. Het elftal van Flick heeft dus bijna hetzelfde aantal als de nummers twee, drie en vier van het klassement bij elkaar opgeteld. Opvallend is het belang van Iñigo Martínez. De Spaanse veteraan is in principe bij aanwezigheid van Ronald Araujo geen basisspeler, maar presteert uitmuntend in zijn afwezigheid. Bij vijf van de dertien afgekeurde tegengoals was hij de laatste man die voor buitenspel zorgde.
Dit heeft te maken met het systeem van Flick. Onder de Duitser regeert niet langer het tiki-taka, maar is FC Barcelona een soort pressiemachine geworden. Barça vangt de tegenstander hoog en snel op en neemt daarbij erg veel risico. Met het collectieve uitstappen en de hoge defensieve lijn komt er veel ruimte achter de verdediging te liggen, waarin vaak spelers van de tegenstander in buitenspelpositie terug te vinden zijn.