1.
Keeper: Edwin van der Sar (Ajax)
“Niet alleen de beste keeper met wie ik heb gespeeld, we hebben ook nog steeds goed contact en bezoeken bijvoorbeeld elkaars verjaardagen. Zijn vrouw Annemarie gaat goed met mijn vrouw Petra om. Petra heeft nog gewerkt voor de Edwin van der Sar Foundation.”
2.
Rechtsback: Fabian Wilnis (Ipswich Town)
“De meest ondergewaardeerde rechtsback van Nederland. Hij speelde tien jaar fantastisch bij Ipswich en schakelde in die periode menig topvoetballer uit. Hij was vier jaar mijn roomie. We hebben daardoor lief en leed gedeeld.”
3.
Rechter centrale verdediger: André Ooijer (Ajax)
“Ook als rechtsback een topper. Hij is een jaartje ouder, maar ik speelde met hem samen in de A1 en het tweede. Beide seizoenen werden we kampioen. Tot op de dag van vandaag is André nog steeds een van mijn beste vrienden.”
4.
Linker centrale verdediger: Tony Mowbray (Ipswich Town)
“Als speler al een halve trainer. Het verlengstuk van manager George Burley. Hij drukte een grote stempel in de kleedkamer en toonde interesse voor buitenlandse invloeden. Als speler was hij verschrikkelijk langzaam, maar hij stond altijd goed gepositioneerd. Een winnaar, die telkens opstond als het iets minder goed ging.”
5.
Linksback: Hermann Hreidarsson (Ipswich Town)
“De eerste weken, maanden vroeg ik me af of die jongen überhaupt wel kon voetballen. Alles ging op kracht en energie. Hij was niet te stoppen. Dat Noormanachtige voetbal was ik niet gewend. Ik leerde zijn inzet te waarderen. Twee jaar geleden brachten we nog een avondje in Scheveningen door. De uitnodiging voor IJsland ligt er nog.”
6.
Rechtshalf: Frank Rijkaard (Ajax)
“Een hele imposante speler, een wereldster. Ik was onder de indruk van zijn fysieke gesteldheid. Ook een superaardige gozer. Later als bondscoach heeft hij mij laten debuteren in het Nederlands elftal (13 oktober 1998 tegen Ghana, red.).”
7.
Centrale middenvelder: Orlando Trustfull (Vitesse)
“Anderhalf tot twee jaar reden we samen naar Arnhem. Ik woonde in het centrum van Amsterdam. Bij Almere stond Orlando klaar. Door die reisjes bouwden we een band op. Naast een goede vriend was Orlando ook een hele goede voetballer die niet voor niets Oranje heeft gehaald.”
8.
Linkshalf: Michel Kreek (Ajax/Vitesse/Willem II)
“Onze carrières lopen als een rode draad door elkaar heen. Met Michel reed ik twee jaar dagelijks naar Vitesse. Die honderd kilometer heen en terug waren vaak heel leuk, maar soms ook niet, haha. Ondanks twee verschillende persoonlijkheden leerden we elkaar goed kennen en waarderen. We gaan nog steeds met elkaar om.”
9.
Rechtsbuiten: Richard Naylor (Ipswich Town)
“Hij liet andere jongens beter spelen. Ik voetbalde ook fijn met hem. Richard hield de bal vast en gaf die goed mee. Een kaatser waardoor mijn eigen kwaliteiten naar boven kwamen. Hij gaf ook de pass waardoor ik op Wembley de winnende goal tegen Barnsley maakte en we promoveerden.”
10.
Centrumspits: Patrick Kluivert (Ajax)
“Vanaf de Onder 15 speelden we bij Ajax samen. Hij was een jaar jonger, maar voetbalde telkens een team hoger. We konden het goed met elkaar vinden. Ik haalde hem altijd op in Amsterdam Noord. Ik woonde daar ook. Later is hij uitgegroeid tot een van de beste spitsen van de wereld.”
11.
Linksbuiten: Mousa Dembélé (Willem II)
“Niemand kende hem. Maar de eerste twee weken liep hij op de training letterlijk en figuurlijk iedereen voorbij. Hij was beresterk, technisch vaardig. Toen kende hij al moeite met scoren. Had hij dat vaker gedaan, had hij een wereldcarrière gekend.”
Trainer: Gerard van der Lem (Ajax)
“Hij was assistent van Louis van Gaal en mijn trainer in de B2. De eerste paar jaar heeft hij me gemonitord, ondersteund en uit de wind gehouden bij Van Gaal. Louis had het soms niet zo op mij. Dat kwam door jeugdigheid en een grote mond, de bekende Amsterdamse bravoure. Gerard kon dat goed plaatsen. Hij hielp me en zat me ook bewust dwars om te kijken hoe ik zou reageren.”
Wisselspelers:
Oscar Moens (Willem II) – ‘de gekste’
Danny Blind (Ajax) – ‘de slimste’
Finidi George (Ajax) – ‘de aardigste’
Tommie van der Leegte (NAC Breda) – ‘de leukste’
Rob Penders (NAC Breda) – ‘de meest onderschatte’
Stephan Keller (RKC Waalwijk) – ‘de meest Zwitserse’
Patrick van Diemen (RKC Waalwijk) – ‘de grootste motor’
Iván Gabrich (Ajax) – ‘de slechtste’